30 Dagen Challenge voor een Rijkere Actieve Woordenschat


Deze 30-dagen-challenge is speciaal ontworpen om kinderen (en hun ouders) te helpen hun actieve woordenschat stap voor stap te vergroten. Uit eerdere artikelen weten we dat consistente herhaling, verschillende contexten en plezierige interactie de sleutel vormen. Hieronder staan dagelijkse opdrachten die voortbouwen op inzichten zoals ‘gecontextualiseerde herhaling’, ‘multimodale representatie’ en ‘woordtrappen’.

Doe elke dag één opdracht en neem er gerust 15-20 minuten de tijd voor. Herhaal verder op andere momenten in de dag de nieuw opgedane woorden. Zo ontstaat een sterke, blijvende basis voor een groeiende actieve woordenschat.


Dag 1: De Praatpot


Maak een “praatpot” met kaartjes waarop open vragen staan (“Wat zou je doen als...?”, “Vertel eens over een moment dat…”). Trek elke dag minstens één kaartje en bespreek de vraag met elkaar. Zo komen er nieuwe woorden naar voren die kinderen spontaan leren toepassen.


Dag 2: Woord van de Dag


Kies één nieuw, interessant woord dat jullie vandaag centraal zetten. Schrijf het op een briefje en hang het bijvoorbeeld op de koelkast. Zoek samen uit wat het betekent en gebruik het minstens vijf keer in jullie gesprekken.


Dag 3: Semantisch Web


Teken samen een “woordweb” rondom een nieuw woord. Verbind het met begrippen die erop lijken of ermee te maken hebben. Zo leren kinderen hoe woorden in betekenisclusters passen, wat het onthouden vergemakkelijkt.


Dag 4: Rollenspel met Nieuwe Woorden


Verzin samen een kort rollenspel (bijvoorbeeld een mini-winkeltje, dokterspost of restaurant) en maak een lijstje met 3-4 woorden die bij dat thema horen. Speel de situatie na en moedig kinderen aan deze woorden actief te gebruiken.


Dag 5: Woordentrappen


Neem een algemeen woord zoals “leuk” of “mooi” en verzin er samen alternatieve woorden voor: “prachtig”, “geweldig”, “verrukkelijk” etc. Stimuleer de kinderen om deze trefwoorden in zinnen te gebruiken tijdens het avondeten of in een kort gesprek.


Dag 6: Ik Zie, Ik Zie…


Speel het bekende “Ik zie, ik zie wat jij niet ziet” maar met een twist: als kinderen het te omschrijven voorwerp raden, moeten ze niet alleen het voorwerp noemen, maar ook een kenmerkende eigenschap (bijvoorbeeld “de rode bal die kan stuiteren”). Zo worden beschrijvende woorden actief ingeoefend.


Dag 7: Multimodale Representatie


Kies weer een nieuw woord en zoek manieren om het te zien, horen, voelen of uit te beelden. Als het bijvoorbeeld om “transparant” gaat, kun je samen cellofaan bekijken, een spelletje doen met doorzichtige voorwerpen en het woord hardop oefenen.


Dag 8: Verhalen Vertellen


Vertel samen een kort verhaal. De ouder begint met twee zinnen en laat het kind de volgende zin aanvullen. Bouw samen een spannend, gek of grappig verhaal waarbij minstens één nieuw woord van deze week verplicht moet terugkomen.


Dag 9: Woordenschatkistje


Maak een klein kistje of doosje waar kinderen briefjes in stoppen met nieuwe woorden die ze horen (bijv. tijdens tv, YouTube, in een boek). Bespreek aan het eind van de dag of week wat de woorden betekenen en maak er eventueel een kort zinnetje mee.


Dag 10: Woordenschatquiz


Organiseer een mini-quiz met de woorden die tot nu toe geleerd zijn. Stel bijvoorbeeld vragen als “Wat betekent …?” of “Geef een voorbeeldzin met …?”. Beloon goede antwoorden met iets kleins of gewoon een compliment.


Dag 11: Spelletje Met Synoniemen


Schrijf verschillende synoniemen van een woord op kaartjes en laat de kinderen raden welke kaartjes bij welk basiswoord horen. Dit vergroot hun bewustzijn van hoe woorden met gelijke betekenis subtiel kunnen verschillen.


Dag 12: Woorden in Beweging


Koppel fysieke beweging aan woorden. Bijvoorbeeld: kies drie werkwoorden die kinderen moeten uitbeelden (“sluipen”, “huppelen”, “klimmen”) en benoem deze acties hardop tijdens het uitvoeren. Zo ontstaat een sterkere koppeling in het geheugen.


Dag 13: Woordbewust Lezen


Laat het kind een korte tekst (uit een kinderboek of tijdschrift) lezen en vraag om één woord te kiezen dat nieuw is of dat ze interessant vinden. Noteer dat woord en probeer het dezelfde dag nog een paar keer te gebruiken in een zin.


Dag 14: Tussenstand & Reflectie


Bekijk welke nieuwe woorden de afgelopen twee weken aan bod zijn gekomen. Welke worden vaak gebruikt? Welke zijn bijna vergeten? Maak een top 3 van “favoriete nieuwe woorden” en bespreek waarom ze zo leuk of handig zijn.


Dag 15: Woorden Bingo


Maak een bingokaart met eerder geoefende woorden. Wanneer een kind of ouder een van die woorden spontaan gebruikt, mag je het woord afstrepen op de kaart. Volle rij of volle kaart = een kleine beloning (bijv. liedje samen zingen, kleine traktatie).


Dag 16: Emotiewoorden Expansie


Focus een dag op emotiewoorden, zoals “blij”, “verrast”, “geïrriteerd”, “ontroerd”. Maak samen gezichtsuitdrukkingen die bij die woorden passen en gebruik de woorden in context (“Ik ben verrast, omdat…”).


Dag 17: Omgekeerd Rollenspel


Laat het kind de ouder/juf/meester spelen en andersom. Tijdens dit rollenspel moeten beide partijen minimaal één nieuw woord van deze week toepassen. Zo krijgt iedereen de kans om actief met de woordenschat aan de slag te gaan.


Dag 18: Speurtocht met Woorden


Verstop kaartjes in huis of tuin met woorden die de afgelopen weken geleerd zijn. Kinderen moeten ze zoeken en meteen in een zin gebruiken vooraleer ze naar het volgende kaartje gaan. Dit combineert beweging met taalvaardigheid.


Dag 19: Op Reis in Gedachten


Fantaseer samen over een (denkbeeldige) reis. Gebruik tenminste drie beschrijvende woorden (“warm”, “exotisch”, “spectaculair”) die misschien nieuw zijn. Laat het kind bedenken wat het zou zien, doen of proeven op die plek en stimuleer het gebruik van die woorden.


Dag 20: Luisteren en Herhalen


Luister naar een kort luisterfragment (bijvoorbeeld een luisterboek, een video op internet) en pauseer steeds bij een nieuw of opvallend woord. Herhaal het woord en zeg het hardop in een eigen voorbeeldzin. Hierdoor wordt de stap van passief naar actief gezet.


Dag 21: Woordenschatslinger


Maak een slinger met kleine vlaggetjes (papieren strookjes). Schrijf op elk vlaggetje een “moeilijk” woord. Hang de slinger in een zichtbare ruimte, zodat de woorden de hele week door in beeld blijven en gemakkelijk herhaald worden.


Dag 22: Klankspel


Richt je vandaag op hoe woorden klinken. Kies twee of drie nieuwe woorden en klap de lettergrepen uit, verzin er rijmpjes mee of rap samen een kort tekstje waarin de woorden voorkomen. De ritmische herhaling versterkt het onthouden.


Dag 23: Woordcombinaties Verzinnen


Pak één woord (bijv. “migrerend”, “transparant”, “interessant”) en ga met het kind combinaties zoeken: “migrerende vogels”, “migrerende mensen” enzovoort. Zo wordt geleerd hoe het woord gebruikt kan worden in verschillende contexten.


Dag 24: Toverzinnen Schrijven


Laat het kind drie willekeurige woorden uit de “woordenschatkist” kiezen en schrijf samen een fantasiezin die alle drie bevat, hoe gek het ook klinkt. Dit daagt uit om de woorden creatief toe te passen.


Dag 25: Lichaamstaal en Woordgebruik


Combineer woorden met gebaren of lichaamshouding. Kies een werkwoord (“buigen”, “stuiteren”, “sluipen”) en voer het samen uit. Benoem hardop wat je doet en nodig het kind uit hetzelfde te doen. Het gebruik van gebaren verankert woorden dubbel zo goed.


Dag 26: Reflectiemoment Twee


Neem weer 10-15 minuten om te kijken welke woorden de afgelopen week zijn bijgekomen. Welke worden al spontaan gebruikt, en welke nog niet? Bekijk of je aanpassingen wilt doen: sommige woorden weglaten en vervangen door nieuwere of relevantere termen.


Dag 27: Samen Voorlezen


Kies een kort verhaal of verhaaltje en lees om de beurt een paar zinnen voor. Als er een woord in voorkomt dat de afgelopen weken is geleerd, pauzeer even en laat het kind uitleggen wat het betekent. Dit stimuleert niet alleen de actieve woordenschat, maar ook luistervaardigheid.


Dag 28: Woord van de Week Poster


Laat het kind zelf een klein “poster” maken van het favoriete nieuwe woord van deze week. Denk aan een tekening, de definitie, een leuke zin en eventueel een collage. Hang deze poster op in huis, zodat er elke keer kort naar verwezen kan worden.


Dag 29: Spelenderwijs Herhalen


Organiseer nogmaals een kort spelmoment (zoals “Ik zie, ik zie” of de “praatpot”) maar voeg heel bewust vier nieuwe woorden toe in de vragen of beschrijvingen. Dit is een goede manier om te testen welke woorden blijven hangen en waar nog meer herhaling nodig is.


Dag 30: Vier de Woordenfeestdag!


Sluit de challenge af door alle favorieten van de afgelopen maand te verzamelen. Maak er een “woordenfeest” van: noem de meest gebruikte nieuwe woorden, laat het kind vertellen hoe het zich voelt met al die nieuwe termen. Beloon het door iets leuks te doen, zoals samen een spelletje of een feestelijk hapje eten.

Door het eindresultaat positief te vieren, blijft het enthousiasme behouden om ook na deze dertig dagen nieuwe woorden te blijven ontdekken en gebruiken.


Zo heb je een complete, speelse 30-dagen-route om kinderen en ouders gezamenlijk de stap te laten maken van passieve naar actieve woordenschat. Het belangrijkste is om elke dag even kort de tijd te nemen, herhalingen bewust in te bouwen en de beleving leuk te houden. Succes met de woordenschatgroei!