15 Spelletjes voor Peuters om hun Woordenschat uit te Breiden


Deze verzameling van 15 speelse activiteiten is speciaal samengesteld voor peuters die net hun eerste woorden vormen en ontdekken. Het doel is om de woordenschat op een natuurlijke, speelse manier te vergroten. Elk spelletje duurt niet lang, maar kan meerdere keren per week herhaald worden voor een stevig leerresultaat.


1. Voeldoos met Verrassingen


Vul een doos met verschillende voorwerpen (knuffels, lepels, blokjes). Laat de peuter voelen en raden wat het is. Benoem daarna samen de naam van het voorwerp en beschrijf het kort (“zacht”, “hard”, “rond”).


2. Plaatjes Kiekeboe


Neem een paar eenvoudige plaatjes of flashcards (dieren, voertuigen, fruit). Houd het kaartje eerst verstopt achter je rug en laat af en toe een klein stukje zien. Laat de peuter raden wat het is. Benoem het woord duidelijk als je het kaartje helemaal laat zien.


3. Ik Zie, Ik Zie in Mini-Variant


Speel een verkorte versie van “Ik zie, ik zie wat jij niet ziet”. Beperk je tot de kamer waar je in zit en benoem de kleur of vorm (“Ik zie iets roods en het is rond”). Zo leert de peuter niet alleen het voorwerp, maar ook de bijbehorende beschrijvende woorden.


4. Klanken Spel


Kies een eenvoudige klank (bijvoorbeeld “buh” van “bal”) en verzin samen zoveel mogelijk woorden die daarmee beginnen. Laat de peuter herhalen en klap op elke lettergreep. Dit bevordert niet alleen woordenschat, maar ook klankbewustzijn.


5. Dieren Geluiden Raden


Maak geluiden van verschillende dieren (miauwen, blaten, blaffen). De peuter raadt welk dier erbij hoort. Benoem het dier en bedenk er eventueel een mini-verhaaltje bij (“De kat zegt miau, hij loopt zachtjes op pootjes”).


6. Sorteerspel met Kleuren of Vormpjes


Laat de peuter blokjes of kaartjes sorteren op kleur of vorm. Zeg steeds hardop welke kleur of vorm je pakt (“dit is een gele driehoek”). Zo koppel je de visuele ervaring direct aan het woord.


7. Korte Verhalen en Vragen


Lees samen een heel kort verhaaltje (bijvoorbeeld 2-3 zinnen). Stel daarna simpele vragen: “Wat deed de kat?”, “Waar was de bal?”. Zo leert de peuter kernwoorden te herkennen en te benoemen.


8. Knuffels in een Rij


Verzamel een paar knuffels of poppetjes, zet ze op een rij en benoem ze één voor één (“beer”, “konijn”, “pop”). Laat de peuter aanwijzen welk woord bij welk figuur hoort. Eventueel kun je de knuffels laten “praten” met simpele zinnetjes.


9. TikTok Taaldansje


Zet een vrolijk muziekje op. Kies 2 of 3 woorden die in de songtekst voorkomen of die bij het thema horen (bijvoorbeeld “dans”, “springen”, “draaien”). Roep deze woorden steeds tussendoor en voer de bewegingen samen uit. Op die manier verankert de peuter woorden met fysieke actie.


10. Verkleedkist Woorden


Haal een verkleedkist tevoorschijn (of een mand met sjaals, hoedjes, jasjes). Laat de peuter de items benoemen (“hoed”, “sjaal”). Als het item wordt aangetrokken, herhaal samen de naam en beschrijf het kort (“rode sjaal”, “zachte sjaal”).


11. Grijp-en-Benoem


Plaats verschillende voorwerpen op tafel (lepel, beker, bal, boek). Noem een van deze voorwerpen en vraag de peuter om het te pakken. Bij elke greep benoem je het voorwerp opnieuw. Zo koppelt de peuter de naam aan het voorwerp.


12. Bellen Blaas Woorden


Blaas bellen en benoem “blaas”, “bel”, “spatten” of “knappen”. Laat de peuter eventueel ook bellen blazen en moedig hem aan de woorden in mini-zinnetjes te gebruiken (“Ik blaas bellen!”).


13. Stapel en Vertel


Bouw samen een toren met blokjes. Bij elk blokje dat je erop zet, zeg je een woord uit een bepaalde categorie (bijvoorbeeld fruitsoorten: “appel”, “peer”, “banaan”). Gaat de toren om, dan kun je de woorden herhalen terwijl je opnieuw bouwt.


14. Vingerspel met Rijmpjes


Gebruik een bekend kinderliedje of verzin een kort rijmpje. Bij elke regel benoem je iets concreets (“Dit is mijn neus, dit is mijn hand”). Het ritme en rijm maken het leren van de woorden leuk en dynamisch.


15. Kook samen (of Doe Net Alsof)


Laat de peuter helpen bij een klein keukenspel. Pak ingrediënten en benoem ze (“eierkoek”, “komkommer”, “melk”). Of doe alsof je kookt met plastic keukenspeelgoed. Laat de peuter zeggen wat je pakt of roer. Zo komen allerlei dagdagelijkse woorden spelenderwijs voorbij.


Alle spelletjes kunnen gemakkelijk aangepast worden aan de leeftijd en interesses van het kind. De kern is steeds: benoem de voorwerpen en handelingen duidelijk, houd het luchtig en herhaal vaak. Zo krijgt de actieve woordenschat van peuters een speelse, stevige basis.